Uit 't Copy van Clason

Vederlicht

In dit vervoermiddel reizen de passagiers samen met hun telefoon.

Behalve zij. Zij zit kaarsrecht met haar handtas op haar schoot. De kleurige sjaal maakt ze iets losser. De verwarming staat aan, extra warmte is overbodig.

Ze kijkt naar buiten en ziet de ganzen hun wonderlijke V vliegen. Ze ziet de kater sluipen door de nu nog kale takken van de heg. Ze ziet de kinderen achter elkaar aan rennen op het schoolplein.

En ze ziet de mensen wachtend bij de haltes. Hun hoofden immer gebogen naar hun scherm. Als de bus stopt, kijken ze op en stappen snel in. Dan is hun omgeving wederom onzichtbaar.

Niet voor haar.

Ze ziet de glazenwasser, de pratende vrouwen met volle boodschappentassen. De eenzame vogel aan de oranje hemel. Ze ziet de oude man schuifelen richting de Lidl. Ze ziet twee zwanen met hun snavels wroetend in de aarde.

En als deze korte reis bijna ten einde is, ziet ze de ogen van het kind in de buggy tegenover haar. Ze begroeten elkaar. De vrouw en het kind. Hun ogen praten woorden.

Zag jij dat ook..?

Ja, dat zag ik ook.

De bus komt tot stilstand. Mensen stappen uit, gehaast.

Zij is dat allerminst. Ze neemt de tijd om haar sjaal beter om te slaan en wandelt voor me uit.

Rustig, kin omhoog, vederlicht.

Dat gebeurt als je kijkt.

11 februari 2019 Er was eens

Het duo

Twee mannen fietsen naast elkaar. Een op een mintgroene fiets die ook met heel veel bloemen is versierd. Hij helt een beetje achterover. Zijn stuur is hoog. Het is een hippiemotor zonder benzine. Hij draagt een lange jas, een warrige baard, haren tot over zijn schouders.

Naast hem fietst zijn tegenbeeld: een man in kostuum met kortgeknipte haren. Een aktekoffertje op het stuur, lichtjes tegenhoudend met zijn vingertoppen. Hij zit rechtop. Zijn schoenen glimmen.

Ze fietsen me voorbij, deze twee volledig verschillende mannen. Ze praten luid. Ze lachen hardop. Ze horen bij elkaar en toch weer niet.

Ziet iedereen beide mannen? Zien die tegemoetkomende mensen daar ook de man met de baard? Of zien zij alleen de man in het pak?

Het duo is bijna uit het zicht.

Ze fietsen zo synchroon dat het lijkt alsof ze elkaars schaduw zijn. Of nee. De man met het pak fietst met zijn alter ego. Alleen zichtbaar voor degene die verder kan kijken.

Ze nemen de binnenbocht. Een auto toetert naar ze. Of naar hem alleen.

Ik hoop het laatste.

25 januari 2019 Er was eens

Mrs S.

De Haarlemmerstraat is nog rustig. Een handjevol toeristen zit te wachten bij coffeeshops die nog niet open zijn. Winkeliers zetten hun reclameborden buiten of laten een luifel zakken.

Wij zitten in deze straat achter het glas, vol in de zon, en drinken koffie. Aan de andere kant van het raam staat een bank. Dit buitenmeubel is een belofte voor het voorjaar. Kijk maar, hier kun je zitten, als de zon schijnt is het hier warm, behaaglijk. Je komt dan toch wel terug?

Ondanks dat het nu te koud is, neemt voor de derde keer een toerist plaats op die voorjaarsbank. Ze poseert voor haar reisgenoot. Zitten met een been naar voren, haar haar links langs haar gezicht, kin omhoog, lachen, een foto, en ze gaan weer weg.

We zagen dit tafereel drie keer het afgelopen uur. Bij elke foto zijn we onbedoeld het achtergronddecor.

We lachen. Vandaag worden minstens drie vrijwel identieke foto’s op Insta geplaatst. Of Snapchat.

Uniek zijn is moeilijk.

Eenmaal buiten fotografeer ook ik een herhaling, maar dan een straat verder. Dit beeld is eveneens niet exclusief. Frustrerend en tegelijkertijd geruststellend.

Toch heb ik spijt dat ik Mrs. S. niet heb gefotografeerd. We kennen elkaar nu zo’n acht jaar. Zonder Twitter was ik haar zomaar voorbijgelopen in dit leven.

Hoewel je misschien nooit misloopt wat zo moet zijn.

Volgende keer zet ik haar midden in het straatbeeld. Ondanks ik weet dat ze dat verafschuwt.

Ineens begrijp ik de toeristen. Het gaat niet om het bankje, om de gevels, de grachten.

Het gaat om dat wat op de voorgrond staat.

 

24 januari 2019 Er was eens

Geheim agent

Haar moeder zei het heel duidelijk: ‘Blijf wachten, niet weggaan en niet van de stoep.’

Ze houdt zich aan deze opdrachten. Wel blijft stilstaan moeilijk. Ze maakt kleine sprongetjes maar houdt de poortjes goed in de gaten. Haar moeder zal zo wel komen.

Een politieauto komt aanrijden en stopt zowat voor onze voeten. De agenten rennen de auto uit, er komen geluiden uit hun portofoon. In nog geen tien seconden is het alsof ze er nooit waren.

Het meisje en ik kijken naar de achtergebleven auto. Het voertuig wacht met een deur geopend op de passagiers.

Het meisje kijkt me aan. Ik haal mijn schouders op.

Ze neemt een stap naar rechts en kijkt me opnieuw aan. Dit patroon houden we vol tot ze bij de auto is.

Ze helt voorover, handen op de rug. Dan schuift ze op de bijrijdersstoel. Ik houd mijn adem in en hoop stiekem dat ze de sirenes kan vinden.

Te laat.

Haar moeder komt het station uit, bellend, met wilde handgebaren vertelt ze het kind uit de auto te komen en slaat nadien de autodeur dicht.

De geheim agent keurt me geen blik meer waardig en stapt in stevige pas achter haar moeder aan.

De dienst zit erop.

 

14 januari 2019 Er was eens

Het duel

Ze loopt wat moeilijk. Het is niet duidelijk of dit door de immense laarzen komt of door haar leeftijd. Haar rok fladdert om haar benen en ze trekt een tuinslang achter zich aan. Ze zwaait naar een vrouw en begint dan de plantjes die haar tuin van de stoep scheiden te besproeien.

Langzaam schuift ze langs de begroeiing. De slang volgt haar gedwee.

Een paar tuinen verderop opent een deur en een scootmobiel rijdt naar buiten. De bestuurder stopt heel even, kijkt naar boven en ziet de zon. Hij zet een petje op. Aan het einde van zijn tuinpad buigt hij linksaf. De stoep is niet al te breed en halverwege zal hij de vrouw met de tuinslang tegen het lijf rijden.

Hij ziet dat ook en roept iets om zijn komst aan te kondigen. Ze draait zich langzaam om en blijft staan. Als hij bij haar is, zichtbaar geërgerd dat ze nog geen ruimte voor hem heeft gemaakt, strekt ze haar arm uit. Ze richt het sproeistuk van de slang op hem.

De man kijkt beduusd.

Zij lacht.

Hij rijdt iets meer naar voren.

Zij strekt haar arm verder uit.

Hij wuift met zijn hand: wegwezen, aan de kant.

Zij lacht, schudt haar hoofd en stapt wankel naar voren.

De sproeier is nog maar een klein stukje van hem verwijderd. De man geeft gas en raakt bijna de punt van haar laars. De vrouw sproeit tegen zijn windscherm.

Niemand beweegt, alleen het water drupt van het scherm. Het duel is nog niet ten einde. Of toch wel?

De man rijdt langzaam achteruit en vervolgens de stoep af. Met een brede boog passeert hij de vrouw. Ze draait met hem mee, het wapen in de hand.

Ze lacht nog steeds, want dat doen winnaars. Breeduit en schaamteloos.

 

 

10 januari 2019 Er was eens

Fictie, denk ik

Zijn labjas draagt een naamplaatje dat bij de randen wat beschadigd is. Zijn haren zijn kort geknipt, evenals zijn nagels. De handschoenen zijn kwetsbaar, lange nagels zijn funest. Zijn bril zakt steeds verder naar het puntje van zijn neus.

Of nee. Geen bril. Hij draagt geen bril.

Hij vult de gegevens in op de computer. Schuift wat met de wielen van zijn stoel over het linoleum. Dat doet hij vaker. De vele strepen op de vloer zijn het bewijs.

‘Ga je zo mee lunchen?’ wordt er geroepen. De rest is al klaar. Hij moet nog een paar cijfers aan de tabel toevoegen. Een paar dingen nog. ‘Ik ga mee, geef me een minuut!’ roept hij.

Hij hoopt dat de kantine vandaag kroketten heeft. Dat is nog maar één keer in de week. De health freaks nemen zijn wekelijkse genoegen steeds meer uit handen. Afdeling communicatie heeft er nog een schepje bovenop gedaan. Interne campagne, samen met HR. Tegen ziekteverzuim, tegen te vroeg sterven.

Een grotere onzin kan hij niet bedenken. Het ligt allemaal al lang en breed vast. Dat ziek worden. Het staat in de genen geschreven. Ziek of niet ziek.

Hij schudt zijn hoofd, haalt zijn schouder langs zijn kin, zijn stoppels jeuken. Niet vergeten straks even naar huis te appen of iemand scheerschuim voor hem wil halen.

De laatste komma’s en punten.

‘Kom je nou?’

Hij klikt op verzenden. Het gen-onderzoek is afgerond. Het ziekenhuis kan ermee aan de slag. Hij kent slechts de nummers van deze persoon. En dat is maar goed ook.

‘Ik hoop dat er kroketten zijn!’

Niemand hoort hem. Ze zijn al door de klapdeuren.

 

8 januari 2019 Er was eens

Beginnersfouten

Het is niet koud voor de tijd van het jaar. Dat hoorde ik op de radio zo-even. Toch voel ik ijs in de lucht en protesteren mijn longen. Vochtige kou vinden longblaasjes niet aangenaam.

Ik hoest in mijn sjaal. Ze staat naast me en moppert nu en dan over het spel van de elfjarigen. ‘Ah nee… Kadir! Naar voren, naar voren!’ Ik huiver als ik naar haar voeten kijk. Ze draagt dunne slofjes, sokken bijna, haar schoenen liggen nog in de auto.

Die auto, die hield ermee op. Ze had een sleepdienst moeten bellen en was wandelend naar het voetbalveld gekomen. De garage is dichtbij.

Op tijd bij de wedstrijd zijn is belangrijker dan warme voeten hebben.

Ik kan het spel niet volgen omdat de glazen van mijn bril wederom beslagen zijn. Het is mijn eerste, echte bril ooit. Beginnersfouten genoeg.

Ze pakt mijn arm. ‘Zag je dat?! De scheids is mis!’ Ik schud mijn hoofd, ik zag niets.

‘Mijn glazen…’ leg ik uit. Ze buigt zich naar me toe, mijn zicht maakt haar gezicht wazig. ‘Je ademt te veel in je sjaal’, concludeert ze, ‘zo maak je zelf mist.’ Ze lacht om mijn verbazing en langzaam zie ik haar vrolijke ogen achter haar brillenglazen verschijnen.

‘Recht voor je uit ademen!’ coacht ze, haar hand nog steeds op mijn arm. Ik doe wat ze zegt. Ze knijpt even. ‘En nog heel, heel lang blijven ademen’, fluistert ze bijna, haar ogen op de wedstrijd gericht.

Een prima tip om de week mee te beginnen.

7 januari 2019 Er was eens

Constante factor

De honden weten dat het tijd is. Stuk voor stuk kijken ze naar het meisje achter de bar. Ze rommelt nog wat, haalt een lapje over de tap. Ze bukt zich en pakt de trommel.

De honden gaan staan en kwispelen voorzichtig.

Op haar gemak wandelt het meisje van tafel naar tafel. Maakt een praatje met een gast en deelt een snack uit aan de bijbehorende hond.

Het is geen uniek traktatiemoment, ze doet dit elke ochtend. Dat weet ik, want ik logeer al een paar dagen in dit strandhotel waarin een eigen getij de dag bepaalt.

In de vroege ochtend arriveren de strandwandelaars met hun viervoeters. Na half 10, en de traktatie, verdwijnen de honden en komen er kleine kinderen met hun begeleiders voor in de plaats. Tegen 11 uur verschijnen de dassen en mantelpakken. De dragers van deze kledingstukken beginnen met koppen koffie en eindigen vrijwel altijd met een uitgebreide lunch. Deze middag is er bingo. Gisteren oefende het koor. Vanavond komen de muzikanten want elke donderdag is er een jamsessie.

Ik ben de constante factor in het geheel. De spelers op het toneel wisselen.

Ik niet.

Ik verander enkel van tafel en doe dat in nauw overleg met de bardienst. Want zolang je meedeint op het ritme, mag je hier heel de dag zitten. Al drink je maar een kopje koffie of duik je elke avond ladderzat je hotelkamer in. Dat maakt niet uit. Als je maar niet tegen de stroom ingaat en nu en dan van tafel wisselt.

De honden kijken verlangend naar buiten. Ze weten dat het meisje niet meer terugkeert met de trommel. De eerste peuter zwalkt zoals alleen peuters dat kunnen aan de hand van haar moeder naar binnen.

Ik verhuis naar de tafel bij het raam, stop oortjes in mijn oren en schrijf.

Nog een paar uur voor de bingo begint.

 

 

17 december 2018 Er was eens

Alter ego

Terwijl ik met haar praat, gebeurt het.

Ik schuif op om plaats te maken voor de interviewer die in me huist. Deze vrouw strekt haar armen uit, knakt haar vingers, buigt haar hoofd van links naar rechts, en begint.

Ze stelt vragen. Ze voelt welke deuren gesloten zijn maar wel open mogen, ze morrelt voorzichtig aan sloten en weet bij welke deur ze een heel klein stukje door de kier mag zien.

Ze vraagt. En vraagt.

De persoon heeft niet altijd door dat ik de interviewer werd. En toch gebeurt het steeds.

Ook als het niet het moment is. Vanwege plaats of tijd. Of omdat de kinderen of anderen die me lief zijn me niet als interviewer wensen. ‘Je interviewt weer! Of stop ermee!’ is wat mijn alter ego laat verdwijnen.

Ik denk dat de interviewer er altijd al was. Als kind al waren we met z’n tweeën. En dankzij haar vond ik de mooiste verhalen. Meestal beschrijf ik ze. Zoals hier. Of hier. Sommige verhalen zijn voor mij alleen.

En ik weet na al die jaren één ding zeker: iedereen heeft een verhaal. Een verhaal dat je soms verrast, of waarvan je pas na goed luisteren begrijpt wat je eerder al voelde maar toen nog niet wist. Het is het cliché van een puzzelstuk op de juiste plaats leggen.

Die woeste blik? Enorme stress vanwege een hulpbehoevend familielid. Die arrogantie? Verlegenheid achter een beschermend masker. De op elkaar geklemde kaken? Ingehouden boosheid van jaren en jaren.

Nu ik bijna 25 jaar professioneel interview, zoek ik een manier om de verzamelde verhalen in een mal te gieten anders dan mijn blog. Mijn alter ego juicht van enthousiasme. Ik moet het allemaal nog maar eens zien.

Wordt vervolgd.

 

 

 

13 december 2018 Er was eens

Naar de zon

De rode stoelen in de bus zijn bestemd voor ouderen én voor kinderen. Het bewijs dat het leven inderdaad een cirkel is en dat je uiteindelijk met de jeugd op hetzelfde punt staat. Zij aan het begin. Jij aan het einde.

Allebei een rode stoel.

Ik zit echter nog op de blauwe stoel. Een wat rare plek, want ik kijk op de kruin van de oudere man die voor me zit. En op zijn telefoon. Dat probeer ik, heus waar, niet te doen. Maar ik ben zwak. Misschien kom het ook doordat de man ontzettend blij is met degene die hem via FaceTime belt.

Een groot gezicht aan de andere kant plakt zijn wangen in liefde tegen het glas. Vader en zoon? Broers? Ik kan hun taal niet verstaan, maar ze begroeten elkaar vol blijdschap. Dan verandert het scherm in de weerapp die ik herken. Almere, zie ik. Regen. Koud. De app klopt.

De man in de bus moppert en klikt de weerapp weg. Ze praten overduidelijk over het weer. De ander grijnst breeduit. Zijn armen, buiten beeld weliswaar, doen mee aan het gesprek. De busman klikt het beeld weer weg. Een andere weerkaart nu. Ik kan de naam niet lezen. Wel zie ik 28 graden. En zon.

De busman roept het uit en de man in het warme land lacht hartelijk. Nu kijken ze weer naar elkaar. Ze keuvelen wat, soms een uitroep en ik kijk mee. Tot ik ineens besef dat ook ik in beeld zit. Ik kijk snel naar buiten. Zoals een goede spion betaamt, heb ik volledig mijn halte gemist.

Als ik uitstap speelt de wind met mijn sjaal. Regen. Koud. De app heeft niets gelogen.

De busman reist verder. Als het kon naar de zon.

Dat weet ik bijna zeker.

2 december 2018 Er was eens