Woorddronken
Het is zo warm dat dansen niets meer te maken heeft met zweven maar meer met overleven tussen de zweetdruppels en bijbehorende geuren van een ander. Ik verlaat de dansvloer en daal af naar de kelder. Hier zitten de niet-dansers. De praters. De drinkers. De tijdelijke filosofen die zich bevrijd voelen na dat ene glas bier.
De muziek klinkt op deze plek dof en mensen zijn gehuld in rookwolken van goedkope shag en sigaren.
Ik zoek.
In de hoek zit een stel tegen elkaar aan. Zwijgend staren ze voor zich uit. Voor praten lijkt het te laat.
Aan de tafels in het midden van deze ruimte zie ik de ‘meter bier drinkers’. Zij maken geluiden die soms oorverdovend zijn. Zoals een langzaam op gang komende lachsalvo, met een groteske climax.
En dan is er nog de man met de baard. Hij heeft een plek tegen de muur. Voor hem ligt een schrift. Af en toe schrijft hij iets. Ik ken hem. Iedereen hier weet wie hij is. Hij heeft een monotone stem, verpakt zijn droefheid in grappen. Hij laat zich graag omringen terwijl hij schept. Dit keer geen adoratie van jonge vrouwen. Hij zit alleen. De bekende kunstenaar uit Ede drinkt, kijkt en schrijft.
Maar er is hier geen bekende, dus laat ik me weer lokken door de muziek. Ik passeer hem. Hij richting de bar. Ik naar de trap. Op zijn tafel liggen vrijwel onbeschreven pagina’s. De letters in zijn hoofd zijn ongeordend. Ik weet: hij is nog niet woorddronken.
Ik haast me de trap op, richting dansvloer waar ik luidruchtig word begroet alsof ik al uren vermist werd. En terwijl zij hard meezingen, de muziek me meevoert, weet ik dat op hetzelfde moment in de kelder een nieuw gedicht ontstaat. Of een liedje. Of het begin van een boek.
En zo zijn we zomaar getuige van een lettergeboorte. Hoe mooi is dat.
Leave a comment