De doos
We zitten aan tafel met drie jonge ingenieurs. Het is 1996 en we zijn ons aan het voorbereiden op een beurs in Duitsland.
Terwijl ze een appeltje schilt, vertelt de beste leidinggevende die ik ooit had wat ze in haar hoofd heeft. Over haar leesbril kijkt ze de jongens streng aan als ze haar monoloog eindigt met de woorden: “En op jullie stand moet natuurlijk een doos staan.”
De jongens zijn in verwarring. ‘Een doos?” vraagt een van hen.
Geërgerd legt mijn heldin haar aardappelschilmesje neer. “Ja, een doos.”, zucht ze.
Ze rolt met haar ogen. “Een doos, heren. Die hoort op jullie stand. Want daar zitten mensen graag aan.”
Ze staat op en draait haar rug naar de jongens. Daardoor ziet ze niet dat zij met open mond aan tafel zitten.
“Meent u dat nou?” stamelt de jongste. “Een doos? Om aan te zitten???”
Het is tijd om in te grijpen.
“Ze bedoelt een computer”, grijns ik. “Ze noemt een computer een doos.”
De jongens lachen opgelucht en leunen achterover.
“Ze dachten dat je een meisje bedoelde”, leg ik mijn verbaasde leidinggevende uit. “Dat noemen zij ook wel een doos.”
Minachtend schudt ze haar hoofd.
“Wat een onzin”, snuift ze. “Dan had ik wel standpoes gezegd.”
@10pm
Ruud Clason says...
Heel herkenbaar voor mij!