Sleutelvragen
(1)
“Waarom heb jij eigenlijk de sleutels van mijn huis?” Ze kijkt me plots argwanend aan. Ik pak haar boodschappentas uit haar handen en duw de glazen deur naar het trappenhuis open.
“Waarom?” herhaalt ze haar vraag. Haar stem bibbert.
“Die heb ik al een hele tijd”, antwoord ik. Ze lijkt rustiger te worden, haalt een hand door haar krullen. “Kom”, ik pak haar andere hand en probeer haar richting de trap te krijgen. “Ik draag je boodschappen…”
Ze kijkt naar de trap en zet vertwijfeld een voet op de tree. Haar hand houdt mijn hand stevig vast, alsof ze bang is te zullen vallen. “Maar waarom?” mompelt ze, we zijn nu halverwege de trap. Nog zo’n tien treden te gaan.
Ze loopt nu wat sneller de trap op en neuriet zelfs een liedje. Ze lacht naar me: “Mooi weer is het…” Ik knik.
Bovenaan de trap zet ik de boodschappen op de grond en zoek naar de sleutel met de rode sticker. “Toch is het raar dat je mijn sleutels hebt..”, zegt ze. Nu klinkt ze bijna boos. De deur klikt open en ze loopt voor me uit het appartement in. Ik loop achter haar aan naar binnen. De boodschappen moeten worden opgeruimd.
Ze staat bij het raam en staart naar buiten. Ik ruim haar spullen op. De man komt uit de badkamer, zichtbaar net gedoucht. Hij geeft me een kus en dan haar. “Ken je haar?” vraagt ze, haar stem schiet omhoog. Hij strijkt haar haar uit het gezicht en loopt met me mee naar de voordeur.
“Dag pap”, zeg ik. “Volgende week doe ik weer boodschappen, ok?”
Hij glimlacht naar me. Als hij de deur achter me sluit hoor ik haar nog net vragen: “Waarom heeft zij eigenlijk de sleutels van mijn huis?”
(2)
“Waarom heb jij eigenlijk de sleutels van mijn huis?” vraag ik de jonge vrouw. Ze maakt me bang. Ik kijk naar de sleutelbos in haar handen. Ja, dat is de mijne. Toch lijkt ze vriendelijk, pakt mijn boodschappentas uit mijn handen. Ik kijk naar mijn vingers, nog verkrampt van het vasthouden.
“Waarom?” vraag ik nog een keer, mijn stem onvast. “Die heb ik al een hele tijd”, antwoordt ze. De zon schijnt door de ramen op mijn gezicht. Was ik net buiten? Dat was ik vast. Zo’n mooi weer is het. Ik raak mijn gezicht aan, mijn haren.
Spreekt de vrouw tegen me? Ik voel enkel haar hand, vastberaden lijkt ze, de trap moet ik op. Zal ik gillen? Zo raar…mijn sleutels…
“Maar waarom?” zeg ik tegen mezelf. De vrouw zwijgt.
De zon schijnt op mijn voeten. Het is mooi weer. Prachtig weer. Ik vertel het haar en ze knikt naar me. En hoewel ze ongevaarlijk lijkt, is het toch raar die sleutels, die ze nu ook weer pakt en een ervan in het slot steekt. Ik praat nog wat tegen haar, maar ze is ineens weg. En kijk nu toch eens wat een mooi weer. Ik ga zo naar buiten. Zeker weten…
Dan voel ik hem. Zijn kus. Ik voel me rustig. Hij is hier en stuurt haar vast weg. Maar hij kust haar ook, de dief van mijn sleutels! De aardige dief, maar wel heel raar. “Ken je haar?” vraag ik. Hij sust me, strijkt als bij een kind mijn haar uit mijn ogen.
Met mijn armen over elkaar wacht ik tot hij terug is. Dit moet hij me maar eens haarfijn uitleggen. Ik verhef mijn stem en vraag: “ Waarom heeft zij eigenlijk de sleutels van mijn huis?”
@4pm
tess says...
Aardige dief.
Kan ook leuk schrijven.
@10am
Marina says...
prachtig…