Fictie, denk ik (6)
‘Je bent te laat’, zegt ze. Ze loopt meteen de huiskamer in. Hij veegt zijn schoenen op de mat en twijfelt even. Zou ze willen dat hij ze uittrekt? Hij denkt aan de sokken die hij draagt. Hij weet niet zeker of ze zonder gaten zijn.
‘Ja, kom je nog?!’ Ze verliest haar geduld. Hij kan alle intonaties in de stemmen vertalen. Vriendelijkheid maar met een lichte afkeuring. Verbazing met een oordeel. Ingehouden boosheid met klinkers die tussen de opeengeklemde kaken glippen. Zachte stemmen die graag luider willen zijn. Luide stemmen die een zachtheid verbloemen.
Hij duwt zijn bril terug op zijn neus en trekt dan toch maar zijn schoenen uit.
Op zijn sokken, gelukkig zonder gaten, is het glad in dit huis. Alles is wit en glimmend. De tegels op de vloeren. De kasten. De deuren. Ook zij draagt een wit hemd dat tot aan haar kin is dichtgeknoopt. Ze kijkt zuchtend op haar telefoon.
‘Je zou hier een uur geleden zijn!’ Haar stem breekt ietwat bij het woord ‘zijn’. Hij zet zijn gereedschapskist op de grond en hijst zijn broek op. ‘Tussen tien en twaalf, mevrouw..’ mompelt hij. Ze negeert hem volkomen. ‘Moet ik es op mijn werk proberen. Jou te laten wachten. Een grote bek kan ik dan krijgen. Niet?’ Hij haalt zijn schouders op. Geen idee wat het werk van de vrouw is.
‘Koffie maak ik niet. Dat duurt ook zo weer tien minuten!’ Ze tikt met haar lange nagels op de tafel. ‘Nee, dank u’, zegt hij. Ze kijkt hem even verward aan. Dit keer wel in de ogen. Hij kijkt naar de vaatwasser en knikt met zijn hoofd. ‘Zal ik maar beginnen?’ Ze zucht diep. ‘Nou, als dat eens zou kunnen! Ik ga even bellen boven. Ik heb geen zin om bij je te zitten.’
Hij zou nu kunnen lachen.
Ze vertrekt en hij begint. Boven hoort hij haar stem. Nu eens de hoogte in. Dan harder. Een soort gefluister. Een lach. Hij werkt stug door. Als hij snel klaar is, kan hij naar huis. Misschien komt Micha later nog. Hij hoopt het. Ze hebben elkaar al een tijdje niet gezien. Maar vandaag is toch een bijzondere dag.
Een dag om niet te vergeten.
Hij neuriet zachtjes. Een liedje van vroeger, toen hij nog ontbijt op bed kreeg, cadeautjes en slingers. ‘In de gloria…’ zingfluistert hij. Hij glimlacht om zichzelf. Micha weet vast nog wel wat voor dag het vandaag is.
Hij drukt op de knoppen en controleert de werking van de vaatwasser. Ja. Alles is weer ok. Ze praat nog boven. Hij zal nog even wachten en ondertussen zijn verjaardagsappjes bekijken.
Geen berichten. Zijn whatsapp is leeg.
De vrouw begint heel hard te lachen. Het doet hem pijn. Haar lach, zijn niet ontvangen felicitaties. Hij appt Micha. ‘Kom je nog vanmiddag?’ Zijn app wordt gelezen, maar Micha antwoordt niet. Hij staart naar de blauwe vinkjes.
Ze gooit de deur open en hij laat zijn telefoon bijna vallen. ‘Slecht geweten?’ Ze zegt het niet als een grapje. Hij schudt zijn hoofd. ‘Alles doet het weer’, zijn stem klinkt krakerig, huilerig misschien. Ze drukt op knopjes, klapt de deur van de vaatwasser dicht en knikt hem toe. Hij schuift haar de werkbon toe die ze met grote halen ondertekent.
Zijn telefoon trilt. Niet kijken nu, niet nu. Het mens gaat flippen. ‘Mag ik naar uw toilet?’ Ze kijkt hem aan alsof hij haar een oneerbaar voorstel doet. ‘Het toilet?’ Ze twijfelt even. ‘Heel kort!’ Ze is bang dat hij er lang gaat zitten. ‘Heel kort’, belooft hij.
Op de wc leest hij de woorden van Micha. ‘Geen zin vandaag.’
Hij is het vergeten. Hij is zijn verjaardag vergeten. Hij kijkt naar de witte tegels onder zijn kousenvoeten en dan naar de witte zeep naast het fonteintje. Alles wit. Behalve de kalender. Die is roze. Een naar hem uitstekende, roze tong op een witte muur. Bij de datum van deze dag staat nog niets.
Niets. Hij aarzelt, pakt zijn balpen uit zijn borstzak en schrijft in blokletters: Patryk (1978).
Het staat mooi. Stevig. Duidelijk leesbaar.
Hij trekt de wc voor de vorm door. Wast zijn handen en kijkt nog een keer naar zijn naam.
Naar de datum.
Het is een dag om nooit meer te vergeten. Zelfs niet door haar.
Leave a comment