De weg
Hij houdt de kaart voor zijn gezicht. Zij kijkt naar de achterkant, vol advertenties en kleurrijke andere oproepen. Ze is ongeduldig want ze vraagt steeds: ‘En? En? Nou?’ De man humt wat. Ze kijkt verlegen lachend naar het meisje naast de man. ‘Hij zoekt de weg’, legt ze uit. De puber knikt beleefd.
De man laat de kaart zakken: ‘Ik denk dat ik weet hoe we moeten wandelen.’ Ze knikt verheugd. ‘Fijn’, antwoordt ze.
Ze staren allebei uit het raam. Bossen, weilanden. Een boerderij.
Het meisje naast de man praat met haar reisgezelschap. Ook een tiener met lange haren. Ze lachen. Giebelen meer. Zoals alleen meisjes van zestien dat kunnen.
De vrouw tikt op de kaart op de schoot van de man. ‘Misschien moet je nog eens goed kijken. Of weet je het al uit je hoofd?’ Ze klinkt trots. ‘Jij weet altijd alles uit je hoofd. Fotografisch geheugen. Heel knap.’
Ze zegt het niet tegen hem, maar tegen de rest van de passagiers in deze coupé.
Hij lacht naar haar. ‘Ja, ik weet de weg. Vertrouw me toch eens mens!’ Ze bloost als hij voorover buigt en een kus op haar hand drukt.
In Utrecht stappen ze uit, net als ik. Hij kijkt vertwijfeld rond. Zij kijkt naar hem.
‘En?’ vraagt ze.
‘Daar!’ wijst hij.
De weg is gevonden.
Leave a comment