Bijna 50
Nog zes maanden en ik ben een halve eeuw uit mijn moeders buik. Als je het zo bekijkt heb ik de 50 jaar al gehaald. Weer iets dat onopgemerkt voorbij is gegaan.
De kinderen uit mijn buik vinden me in ieder geval al jaren oud. ‘Een ouder heet niet voor niets een ouder’, aldus een van hen, de etymoloog in wording.
Het blijft een wonderlijk iets, de werkelijke leeftijd en je gevoelsleeftijd. Ergens is die beleving van de jaren stil blijven staan.
Ik voel me nog steeds jonger dan ik ben.
Ik heb niets tegen ouder worden, ik ken helaas steeds meer mensen die ik graag meer jaren had gegund. Wel vind ik de haast van het leven teleurstellend. Ineens liggen er meer jaren achter me dan voor me. Ook speelt het leven rare spelletjes, me dunkt. Dat je als mens er zo verdomde lang over doet om iets te begrijpen is voor je jongere ik toch echt te laat.
Afgelopen maand luisterde ik regelmatig naar Ane Brun. Een van haar liedjes is een gezongen liefdesbrief aan haar 18-jarige zelf. De Noorse zangeres raakt in de bijpassende clip ook nog eens mijn dansershart. Ze danst met het jonge meisje dat ze ooit was.
Niet op mijn achttiende, maar wel achttien jaar geleden zat ik op een herfstige middag in een café. Een middag met mooi licht dat door de ramen scheen en zachte muziek op de achtergrond. In de laatste stralen van de zon dwarrelde stof, de glazen maakten regenboogkleuren op het tafelkleed, en in mijn buik leefde mijn dochter.
Fladderend en schoppend.
De vrouwen bij mij aan tafel waren allemaal al een heel stuk verder in het leven. Ze waren verlaten, werden te veel voor lief genomen of simpelweg nog nooit gevonden. Terwijl de ongeboren baby zachtjes in mijn buik deinde, somden ze stuk voor stuk hun teleurstellingen op.
Hun lippen waren rechte strepen waar de veelal venijnige woorden tussendoor sijpelden. Dit was hen gebeurd en dat was hen aangedaan. Niets was het dat leven. Alles was onbestaand. De liefde, de onvoorwaardelijke trouw, de rechtschapen collega’s, de geïnteresseerde kinderen en de inlevende mannen.
‘Wacht maar’, zeiden ze, ‘jij bent nog jong en lacht nu nog. Wacht maar.’
Daar in dat licht besloot dat ik iets anders in mijn oren zou knopen. Daar aan die tafel beloofde ik mijn eerstgeborene dat ik nooit zou verbitteren. Nu nog lachen en later niet meer? Dacht het niet.
Tuurlijk. Ook ik kreeg het voor mijn kiezen, maar steeds als de verbittering dreigde toe te slaan, dacht ik aan die middag. En dat doe ik nog steeds. Ik zie de stofjes in de zon, hoor de muziek en denk aan de dreigende woorden: wacht jij maar.
De baby van toen zit naast me te lezen. Ze kijkt naar me, haar wenkbrauwen even lichtjes omhoog. Wat is er, vraagt ze zonder het hardop te zeggen. Ik glimlach naar haar. Ze glimlacht terug en leest verder.
Bijna 18 is ze, en ik bijna 50.
Mooi man.
@2pm
Natascha says...
Mooi!!! Blijf altijd dichtbij het kind in je hart dan zal de verwondering en vreugde het altijd winnen van de bitterheid 😘
@5pm
Lehti Paul says...
Je postte dit bericht twee dagen voordat ik zelf vijftig werd. 🙂
Een middag als die van jou maakte ik niet mee maar ook ik hoop verbittering, spijt of rancune verre van me te kunnen houden. Ook ik voel me altijd jonger dan ik ben. Vooral zo houden zou ik zeggen en alvast van harte!
Ik kom in de verleiding om nu over mijn schouder achterom te kijken naar mijn negentienjarige en te glimlachen…maar dat bewaar ik voor een volgende keer…;-)
@2pm
marianne says...
Ah dank!