Gered
Ga zelluf stil zijn! roept het buurmeisje. Ze heeft haar handen in haar zij en stampt met haar voeten. Haar schouders trekt ze nog hoger op en zucht dan zo luid als een diepe zucht kan luiden.
Wie zelluf stil moet zijn is voor mij onzichtbaar. Wel hebben haar woorden effect: ik hoor niks.
Het meisje staart naar haar voeten en praat zacht in zichzelf. Ze slentert weg van haar eigen deur en hoe dichterbij ze komt, hoe beter ik haar kan verstaan.
‘Altijd.’
‘Iedereen.’
‘Stom.’
Ze snift er een beetje bij.
Vlak bij mij, maar nog wel op een keurige zelfs drie meter afstand, laat ze zich door haar knieën zakken en zit op haar hurken.
Tussen haar voeten ligt iets dat haar aandacht heeft.
‘Zijn je vleugels moe?’
Ze zwijgt en buigt zich nog iets meer naar voren.
‘Ben je dood?’
Haar schouders schokken licht.
‘Je leeft nog!’ Ik hoor de opluchting in haar stem. Ze pakt de gewonde op en zet hem op haar handpalm.
Een bij? Een hommel? Een lieveheersbeestje? Ik kan het niet zien.
‘Ik ga jou redden’, zegt ze resoluut. Ze staat voorzichtig rechtop, houdt haar hand voor zich uit en zet kleine stappen terug naar huis.
‘Mammaaaaaaa’, kondigt ze luidkeels het ziekenvervoer aan. ‘Mammaaaaaaaaaaaaaa!’
Haar sirene galmt boven de daken uit.
Hé, in nood kun je immers niet altijd stil zijn.
Zelfs zelluf niet.
Leave a comment