Donker kijken
We praten over ogen. Dat is hier niet een gek onderwerp. Wat wel gek is, is dat we elkaar voor dit gesprek nog niet hebben gezien.
Ik zit namelijk al tien minuten in mijn eentje in het pikkedonker donker te kijken.
Dat heeft een doel, legt de onderzoekster me uit. Iets met staafjes en kegeltjes.
Haar stem is prettig en warm. Ze is jong, zegt ze, de helft van mijn leeftijd: 24. Dat vertel ik haar. Ik kon haar moeder zijn, dat vertel ik niet.
Ze vraagt of ik goed zit.
Of ik het niet te warm heb.
Of ik mijn kin goed kan laten rusten.
En of ik dan nu naar het rode punt wil zoeken.
Ik zie geen punt. Niets. Het blijft enorm donker.
Ze mompelt wat, draait aan knoppen, schijnt plots met een zacht licht op haar toetsenbord waardoor ik de contouren van haar gezicht en een lange bos krullen kan zien.
En nu? vraagt ze na een tijdje. Ik schud nee, maar ontken ook snel hardop. Ze kan me immers niet zien. Ze vloekt binnensmonds. Heel vaag ruik ik haar parfum als ze iets dichterbij komt.
Als je niet kunt zien, ontdek je hoe goed je hoort en ruikt.
‘Ik maakte vroeger veel foto’s met spiegelreflexcamera’, begin ik voorzichtig. Ze humt wat. ‘En toen kon ik een keer almaar het beeld niet zien.’ Ze luistert naar me.
‘En tja.. toen bleek dat ik de dop nog voor de lens had laten zitten.’
Ze verschuift haar stoel. Ik denk te horen dat ze zelfs haar adem even inhoudt. Dan een klik.
Een knipperend rood punt komt in zicht.
Heel even kucht ze. Dan moeten we allebei lachen.
Heel hard.
Hoewel in het donker alles luider lijkt.
Dat wel.
Leave a comment