Geen haarband
‘Als u zo doorgaat, gaan we elkaar nog heel vaak zien’, zegt de opticien. Het klinkt niet onvriendelijk, maar opgetogen is hij zeker niet. ‘Is een touwtje niet iets voor u?’
Ik mompel wat over touwtjes en middelbaar zijn. Hij mompelt iets terug wat ik niet kan verstaan.
Hij legt zijn handen op de verkoopbalie en zakt op een kruk. Aan een reling onder de balie hangt een zachte doek. De man poetst mijn bril met liefde. Niet zoals ik dat doe. Totaal anders.
Hij buigt zich over de lamme bril, draait en frommelt wat, zet pootjes recht. Moertjes, dingetjes. Zijn vak. Nog een keer de doek. Even tegen het licht. Hij is tevreden en staat op.
Omdat hij zeker 2 meter lang is duurt dat even. Een lang persoon heeft meer botten te stapelen voor hij rechtstaat. Ook heeft hij geen haast.
‘U gebruikt uw bril als haarband.’
Het is geen vraag.
‘Als u zo doorgaat en u gebruikt almaar uw bril als haarband, gaan we elkaar nog heel vaak zien’, herhaalt de man beide eerder uitgesproken opmerkingen in een zin.
Ik knik en kijk er schuldbewust bij. Dat lijkt hem goed te doen. ‘Het is aan u, hè!’ voegt hij er nog aan toe, ‘een bril is géén haarband.’
Daar is geen speld tussen te krijgen. Laat staan een touwtje.
Leave a comment