Fictie, denk ik
Zijn labjas draagt een naamplaatje dat bij de randen wat beschadigd is. Zijn haren zijn kort geknipt, evenals zijn nagels. De handschoenen zijn kwetsbaar, lange nagels zijn funest. Zijn bril zakt steeds verder naar het puntje van zijn neus.
Of nee. Geen bril. Hij draagt geen bril.
Hij vult de gegevens in op de computer. Schuift wat met de wielen van zijn stoel over het linoleum. Dat doet hij vaker. De vele strepen op de vloer zijn het bewijs.
‘Ga je zo mee lunchen?’ wordt er geroepen. De rest is al klaar. Hij moet nog een paar cijfers aan de tabel toevoegen. Een paar dingen nog. ‘Ik ga mee, geef me een minuut!’ roept hij.
Hij hoopt dat de kantine vandaag kroketten heeft. Dat is nog maar één keer in de week. De health freaks nemen zijn wekelijkse genoegen steeds meer uit handen. Afdeling communicatie heeft er nog een schepje bovenop gedaan. Interne campagne, samen met HR. Tegen ziekteverzuim, tegen te vroeg sterven.
Een grotere onzin kan hij niet bedenken. Het ligt allemaal al lang en breed vast. Dat ziek worden. Het staat in de genen geschreven. Ziek of niet ziek.
Hij schudt zijn hoofd, haalt zijn schouder langs zijn kin, zijn stoppels jeuken. Niet vergeten straks even naar huis te appen of iemand scheerschuim voor hem wil halen.
De laatste komma’s en punten.
‘Kom je nou?’
Hij klikt op verzenden. Het gen-onderzoek is afgerond. Het ziekenhuis kan ermee aan de slag. Hij kent slechts de nummers van deze persoon. En dat is maar goed ook.
‘Ik hoop dat er kroketten zijn!’
Niemand hoort hem. Ze zijn al door de klapdeuren.
Leave a comment