Boomtoppen
De bomen zien me hier liggen, op de matras achter in de auto.
‘We waren in Den Haag. Bij de zee. Ik zwom niet’, fluister ik tegen ze.
De bladeren en takken vervormen. Papa rijdt harder nu. Naast me ligt mijn zusje. Of ze slaapt weet ik niet. Ze ligt met haar rug naar me toe.
We zijn bijna thuis. Dat zie ik aan hoe de toppen van de bomen van links en rechts zich nu naar elkaar toe buigen, elkaar boven mijn hoofd aanraken en zo een groene bladertunnel vormen.
Wist je dat ze elkaar daar begroeten? Terwijl wij auto’s door hun tunnel rijden? Luister maar.
‘Goedenavond meneer, goedenavond mevrouw. De zon gaat bijna onder. Kijk, daar beneden. Daar komt Marianne terug van een dagje strand.’
Dag boomtoppen, ik ben bijna thuis. Ik gaap en zie het groen nu door mijn wimpers. Het is moeilijk een reis lang wakker te blijven. Maar ik rijd mee tot bijna aan de voordeur. Mama en papa denken dat ik slaap, dat zij slaapt. Ze praten zacht. Het is fijn dat ik nog wakker ben.
Als het groene hemeldek in de roze avondlucht verandert, rijden we nog een keer naar rechts. En een keer naar links.
Dag boomtoppen, mompel ik tegen de schouder van mijn vader. Hij tilt me naar boven. Ik slaap.
Leave a comment