Twee zowaar
De ironie is dat ik nooit een bril nodig had. Ik was daar ook trots op, me bijna overal bevindend tussen de mensen met brillenglazen. Een onterechte trots natuurlijk. Hetzelfde als trots zijn op benen die onder je oksels beginnen. Of een natuurlijke krul in je haar.
Dingen die ik niet heb overigens.
Afijn. Ik was trots op mijn zicht. Mijn blik. Mijn kijk op de dingen.
En zo zie je maar. Allemaal met een swipe naar rechts geveegd. Of links. Zo gaan dingen, zo is het leven en nog een stapje verder blijkt dat een bril niet eens meer kan helpen.
Of toch wel?
Sinds vorige week ben ik de bezitter van twee brillen. Twee zowaar! Eentje voor het scherm en voor mijn boeken. Eentje voor Netflix en meerijden in een auto.
Ik wist niet dat de diepte was verdwenen. Ik zat te wachten op wat komen ging. Onnodig. Want terwijl het wachten was begonnen, kon de opticien al lang en breed toveren met glazen.
Afijn. De ironie zou de ironie niet zijn als ook dit iets vreemds teweeg heeft gebracht. Ik loop namelijk te pronken met mijn veren. In dit geval met het glas voor mijn ogen. Zie mij nu eens goed zien! denk ik steeds.
Sinds vorige week ontdekte ik zomaar dat iets dat ver leek toch dichtbij kan zijn.
Wonderlijk hè. Vind ik wel.
Leave a comment