Eigen vuurtoren
Ik ben bang in het donker. Al zo lang als ik me kan herinneren. Dus is er altijd een lampje. Altijd een ijkpunt. Altijd iets om te zien.
Want is het aardedonker, is het pikzwart, dan stik ik. Dan valt mijn adem in stukjes terug op mijn gezicht. Dan voel ik de begrenzing niet. Of is de begrenzing juist op millimeters van mijn zijn.
Ik herinner me de logeerpartijtjes bij hen die het donker omarmen. Mensen die bij elke opkomende zonnestraal het dekbed over hun hoofd gooiden. Tijdens deze nachten lag ik met steeds sneller kloppend hart te wachten tot mijn ogen gewend waren. Ik telde tot honderd. Of duizend. Soms viel ik pas in slaap bij het eerste ochtendlicht.
Sinds een paar jaar zie ik altijd licht in het donker. Een lichtflits van links naar rechts. Soms langzaam. Dan weer snel. Niemand ziet het. Ik vroeg dat namelijk.
Alleen ik.
Ik zie een zoeklicht van een niet bestaande vuurtoren. Een geluk bij een ongeluk. Het is mijn eigen baken in de nachtelijke, zwarte ruimte die mij zo beangstigt. Of nee, beangstigde.
Elke vuurtoren heeft een eigen lichtpatroon, las ik. Aan dat patroon herkennen de zeevaarders de toren en weten zij waar ze zijn.
Het stemt mij uitermate gerust dat ik altijd terug kan keren als ik wegdobber in het donker.
Een eigen vuurtoren die me laat weten waar ik ben. Dat is met recht een lichtpuntje aan de horizon.
Leave a comment