De eerste
De man bladert door een tijdschrift en neemt soms een slok van zijn koffie. Het plastic bekertje vervormt in zijn hand. Hij houdt het stevig vast. Nu en dan kijkt hij achter zich naar de deuren, maar daar is geen beweging te zien.
Een vrouw loopt de gang in, haar winterjas over haar arm. Papieren voor de onderzoeken in de hand. ‘Is dit wachtkamer groen?’ De man knikt vriendelijk. De vrouw neemt plaats.
Een van de deuren gaat open. Eerst komt de rollator naar buiten. De man draait zich om. ‘Zit hiero!’ De vrouw schuifelt naar de man.
‘Godskolere, wat een klein hokkie is dat.’ Hij lacht. Zij ook. ‘Hebbie je koffie op, lieverd?’ Hij trekt een vies gezicht: ‘Koffie, koffie…’ Ze lacht opnieuw. Hij geeft haar een rode jas aan en houdt haar rollator tegen terwijl ze zichzelf inpakt. ‘Sla je sjaal om, lief.’ Ze doet het.
Ze kijkt op hem neer en strijkt liefdevol zijn haar wat platter. Haar ogen glinsteren. ‘Wie het eerst bij de balie is’, zegt ze en loopt met wankele stappen weg, haar hulpmiddel voor zich uitduwend. Hij draait als door een wesp gestoken zijn stoel om en rolt haar achterna, zijn banden slippen nog net niet over de gladde vloer.
De rollator tegen de rolstoel. Het lijkt een ongelijke strijd. Maar de vrouw verspert hem vakkundig de weg. Hij delft het onderspit.
‘Godskolere!’ roept hij gespeeld verontwaardigd. Ze lacht een klaterende lach. Een lach vol van trots.
De klapdeuren openen en slokken het koppel op. Op naar de volgende race. Dat ziet iedereen.
Leave a comment