Wij, de minkukels
‘Hier wil ik nog niet dood gevonden worden!’
Ze zegt het triomfantelijk. Met de klemtoon op dood. Ik hoor deze zin toch zeker wel een keertje of tien per jaar. Als het niet meer is. Het is niet een unieke mededeling. Of verrassend.
Dit keer gaat het niet alleen over de stad. De vrouw trekt het nooit-willen-gevonden-gebied iets breder. Het is de hele provincie waarop ze doelt. Nergens op deze grond wil ze dat iemand haar levenloze lichaam aantreft. Haar gezichtsuitdrukking toont het ons: de minkukels, ja jullie, bewoners van dit nepeiland midden in het mooie Nederland….dan heb je een heel land om te kunnen wonen en wat doen jullie?
We lezen het in haar blik en begrijpen de boodschap.
De man naast haar schrijft iets op. Hij kijkt haar niet aan als hij zegt: ‘Ik vind mensen die ergens dood gevonden willen worden sowieso een raadsel. Ik wil geloof ik nergens zonder kloppend hart worden aangetroffen. Niet hier. Niet in Parijs. Nergens eigenlijk.’
Wij, de minkukels, gaan rechterop zitten en kijken nieuwsgierig naar de vrouw die wellicht dood op de Dam liggen nu voor zich ziet. Past dat haar beter? Ze haalt adem om iets te antwoorden, maar bedenkt zich.
Ik kijk de tafel rond en zie ogen schitteren. We lachen ons halfdood.
Halfdood. Want inderdaad, voor sterven is het nog veel te vroeg. Waar dan ook.
Leave a comment