Raar
Deze weg zou ik blindelings kunnen rijden. Ik doe heel even mijn ogen dicht.
‘Heeee!’ Mijn reisgezelschap vloekt. ‘Je rijdt bijna de berm in.’ Ik lach.
Hij niet, hij praat. Ik probeer te luisteren. Het zou kunnen gaan over examens. Over eten. Over reizen. Over de toekomst. Over… ik weet het niet. Het is geen onverschilligheid dat het luisteren niet lukt. Het zijn de uren hiervoor. Misschien is het de alcohol. Ik lach hardop. Hij merkt het niet, zijn gedachten namen hem over.
Dat is goed. We rijden zwijgend verder. Onder mijn snelbinders vervoer ik mijn schoenen. Mijn kousenvoeten draaien rondjes op de pedalen. Ze draaiden net overuren. Die voeten. Dansen, staan aan de bar, opnieuw dansen, hangen… ze zijn moe.
Zijn stem verbreekt het zwijgen. Hij heeft het over zijn verleden terwijl ik nu net weer zo in het heden ben. Want kijk de kleuren van deze lucht. De zon ontwaakt heel in de verte en geeft een gouden randje aan het donker. De lente tekent alvast haar naderen.
Een claxon. Luid en woest. We fietsten bijna onder een bus. Verdwaasd kijken we naar zijn achterlichten, steeds verder van ons vandaan.
‘Dat is raar hè…een bus. Op dit tijdstip?’
‘Ja. Heel raar. Midden in de nacht.’
‘En zag je al die passagiers? Waar gaan die naartoe?’
We zijn in mijn straat. Al fietsend roepen we dag en tot morgen naar elkaar.
Als ik de sleutels op mijn bureau leg, zie ik de tijd. Half zeven in de ochtend.
De dag had ons ongemerkt al lang en breed ingehaald.
Net als de bus.
Ik kruip gekleed onder het dekbed en zie de zon opkomen. Of misschien niet. Dat ben ik vergeten.
Leave a comment