Slingers en confetti
Ze zwaait naar de bus alsof het haar beste vriend is. De bus, want ik zie niemand terugzwaaien. ‘Weg’, zucht ze. Haar moeder wacht geduldig tot lijn 6 in de mist is verdwenen, dan wenkt ze het kleine meisje. ‘Weg’, zegt ze nog een keer, het klinkt teleurgesteld. Ze loopt achter haar moeder aan.
Dat doet ze waggelend, zoals kinderen dat doen in veel te grote winterjassen. Haar armen kan ze niet tegen haar lichaam houden. Haar handschoenen trok ze uit, ze slepen aan de koorden over de stoeptegels. Ze draait zich nog een keer om, dat moet met haar hele lijf omdat haar das zo stevig om haar hals geknoopt is. Ja, de bus is echt weg. Ze ziet het.
Ze loopt verder, met om de drie of vier passen een huppeltje. Geen rechte lijn op het pad, nee, ze wijkt nu eens naar links uit, dan naar rechts. Dan springt ze plots met een grote sprong midden op het fietspad. Haar moeder roept haar naam, denk ik. Ik kan haar niet verstaan door de afstand. Wel zie ik ze nu naast elkaar op de stoep staan. De vrouw wijst naar links, dan naar rechts. Ze vraagt iets. Het meisje schudt haar staartjes heen en weer en steekt weer halsoverkop over. Opnieuw. Nog een keertje kijkt ze braaf naar links en rechts. Nu minder wild.
Als ze is overgestoken klapt ze voor zichzelf. Een staande ovatie op de stoeprand. Een buiging zelfs. Dan zwerft ze weer onbevangen verder. Ze laat zonder dat ze dat doorheeft slingers en confetti achter in mijn hoofd. Omdat ze zo trots is op zichzelf. Daarom.
Leave a comment