De deur
Ze staat met haar neus tegen het glas van de voordeur gedrukt en praat tegen me. Ik zie haar lippen bewegen, maar versta het niet goed. Ik blijf naar haar kijken. Ik weet niet goed wat ik moet doen.
Ze klopt nu tegen het glas, wijst naar de klink van deur. Ik schud nee. Ze lijkt wat boos te worden. Ik zet een stap naar achteren.
‘Wie is dat?’ mijn zusje staat met haar pop in haar armen achter me. ‘Mevrouw L.’, antwoord ik. Ze kijkt met mij naar de vrouw die tegenover ons woont. Een strenge mevrouw. Ze vindt ballen in haar tuin niet leuk. Mijn zusje draait zich om.
Mevrouw L. praat nu harder. ‘Marianne, doe de deur open!’ Ik versta haar. Maar ik schud opnieuw mijn hoofd. ‘Kom, doe open! Waarom doe je niet open?’ Haar ogen zijn groot en ze veegt haar handen aan haar schort af. Ze ziet er nu echt boos uit.
‘Ik mag niemand door de deur laten van mama. Niemand!’ Ze verstaat me en kijkt om zich heen. ‘Maar lieverdje, je moeder heeft me gebeld. Ze is even naar het ziekenhuis. Het gaat goed hoor, maar de auto kreeg een botsing.’ Ik begrijp er niets van. Mama? Naar het ziekenhuis? Het lijkt wel of de buurvrouw daar bijna om moet huilen. Maar ik heb het beloofd toen mama net wegging: voor niemand de deur openen.
Ze kijkt me aan en dan om zich heen. ‘Wat heeft je mama gezegd over het raam? Mag dat wel? Mag je wel mensen door het raam laten klimmen?’ Ik denk na. Mama heeft daar niets over gezegd. Voor niemand de deur openen. Dat was het. ‘Ik denk wel dat dat mag’, zeg ik. Ze glimlacht naar me. Alsof ze een cadeautje kreeg.
‘Marianne, doe het raam even open. Dan kom ik erdoorheen.’ Ik open het keukenraam en kijk hoe mevrouw L. haar jurk wat opstroopt en dan door het raam klimt. Als ze in de keuken staat omhelst ze me. Ze ruikt naar stamppot. En ik hoop zo dat mama snel thuis is. Want stamppot, dat vind ik echt niet lekker.
Leave a comment