Tijdloos
Plots voel ik geen grond meer onder mijn voeten. Een stevige grip om mijn arm trekt me in een ruk overeind. Geschrokken kijk ik in de ogen van de man die me omhoog trok. Hij schudt zijn hoofd. “Je droomt”, zegt hij. Althans, dat vermoed ik. Want echt verstaan doe ik hem niet. Ik lees zijn lippen, in mijn oren klinkt muziek en inderdaad, ik droomde en viel bijna tussen het perron en de trein. Voordat ik hem kan bedanken is hij weg. Zo snel, dat ik bijna twijfel of hij er ook daadwerkelijk was. Het perron is nu verlaten. De mensen die over moesten stappen, zitten in de trein.
Ik loop de trap af, mijn tas in mijn armen dragend. Op de maat loop ik. Immer op de maat. Beneden lijkt de bus op me te wachten. De buschauffeur sluit onmiddellijk de deuren nadat ik zit en geeft een dot gas. De aansluitingen zijn vandaag zo goed, terwijl ik geen haast heb. Wachten zou geen straf zijn geweest, ondanks grijs busstation. Ondanks de temperatuur.
Maar de bus rijdt weg. Evenals de trein die ik net heb verlaten, zie ik uit mijn ooghoek. Nog verder weg van daar waar de tijd stil lijkt te staan. Elke keer.
Leave a comment