De belofte
“Jaha”, ze zucht. “We zitten in de bus. Hoor je dat niet? … Nou het is wel zo.”
De omstanders bij de bushalte durven elkaar niet aan te kijken. We zitten immers niet in de bus.
“Nee, ik ben alleen”, zegt het meisje, terwijl ze haar vriendin aanstoot. “Jaha, ik ben bijna bij het ziekenhuis. Dan ga ik even bij opa kijken. Tuurlijk. Heb ik toch beloofd. Doe ik toch. Wel stom…. Omdat hij toch niet weet dat ik er ben. Hij ligt daar aan dat apparaat. Nou, dat vind ik. Ja, maar ik ga wel. Ik ga. Heb ik toch gezegd. Jaha… ja..”
Ik heb oogcontact met een vrouw. Achter ons ligt het ziekenhuis. De vrouw trekt één wenkbrauw op en ik knik wat als antwoord.
Dan rijdt de bus voor en we stappen met z’n allen in. Ook de twee meisjes.
“Ik zei toch dat je best een keertje met mij mee kon gaan in plaats van dat suffe ziekenhuis”, zegt de vriendin terwijl ze voor mij in de stoelen ploffen.
De bus vertrekt, weg van de stad.
Het meisje wendt haar gezicht af van haar vriendin en kijkt achterom naar het ziekenhuis. Heel vlug haalt ze een hand langs haar ogen.
Een traan. Voor opa vermoed ik. Omdat hij toch niet weet of ze er wel of niet is.
Leave a comment